Welkom op de pagina met het diagnostisch stappenplan hypocalciëmie!
Welkom Op deze pagina doorlopen we het stappenplan hypocalciëmie. Het stappenplan helpt je om keuzes te maken in de klinische praktijk en zo bij de diagnose van de patiënt uit te komen. Geïnteresseerd in de fysiologie van de calciumhuishouding...? Deze vind je 'hier' terug! Snel door het stappenplan...? Bepaal dan de volgende zaken: - Bloedonderzoek → kreatinine, calcium, magnesium, fosfaat, albumine, PTH en 25-OH-vitamine D. - Bloedonderzoek op indicatie → hemolyseparameters (= Hb, reticulocyten, LDH, bilirubine, haptoglobine), CK, urinezuur, bloedgas en lipase. - Aanvullend onderzoek → ECG.
Calculator - Gecorrigeerd calcium voor albumine Behandeling hypocalciëmie Medicamenteuze hypocalciëmie Hypomagnesiëmie Hypoparathyreoïdie Secundaire hyperparathyreoïdie bij nierfunctiestoornissen Celverval Pseudohypoparathyreoïdie Vitamine D deficiëntie Acute respiratoire alkalose Pancreatitis Acute ziekte en/of sepsis Bronvermelding
Stap 1 - ECG-afwijkingen, ernstige symptomen óf Ca < 1.9 mmol/l?
Stap 2
In de eerste stap van de analyse van een patiënt met hypocalciëmie is het belangrijk om enkele vragen door te nemen, namelijk: 1. Zijn ECG-afwijkingen aanwezig? Zijn ECG afwijkingen aanwezig die kunnen passen bij hypocalciëmie, zoals het verlenging van het QT-interval. 2. Is sprake van een symptomatische hypocalciëmie? Klachten die kunnen ontstaan door hypocalciëmie zijn onder andere spiertrekkingen, spierspasme, paresthesieën, insulten en neuropsychiatrische symptomen. 3. Is sprake van een gecorrigeerd calcium < 1.9 mmol/l? Een calciumgehalte, gecorrigeerd voor het albumine, minder dan 1.9 mmol/l betreft een indicatie voor intraveneuze behandeling. Intraveneuze behandeling is noodzakelijk om ernstige symptomen en/of hartritmestoornissen te voorkomen. Om het gecorrigeerde calcium voor albumine te berekenen kan onderstaande calculator gebruikt worden.
Behandeling hypocalciëmie De behandeling is afhankelijk van de aanwezigheid en ernst van symptomen en de hoogte van het voor albumine gecorrigeerde calcium. Asymptomatische patiënten en gecorrigeerd calcium ≥ 1.9 mmol/l - Oraal 3dd 500-1000mg tussen de maaltijden door.- Overweeg colecalciferol 1dd 400-800IE of alfacalcidol 1-3dd 0.25-0.5ugr (= bij hypoparathyreoïdie of nierinsufficiëntie). Mild symptomatische patiënten en gecorrigeerd calcium < 1.9 mmol/l - Oraal 3dd 2000mg tussen de maaltijden door.- Overweeg colecalciferol 1dd 400-800IE of alfacalcidol 1-3dd 0.25-0.5ugr (= bij hypoparathyreoïdie of nierinsufficiëntie). Symptomatische patiënten en gecorrigeerd calcium < 1.9 mmol/l - 1000mg calciumgluconaat intravenus, waarbij 4 uur nadien het calcium wordt gecontroleerd. Zo nodig kan dit herhaald worden, waarbij men streeft naar een gecorrigeerd calcium van minimaal 2.0 mmol/l.- Opname met telemetrie bij ECG afwijkingen.- Overweeg colecalciferol 1dd 400-800IE of alfacalcidol 1-3dd 0.25-0.5ugr (= bij hypoparathyreoïdie of nierinsufficiëntie). Wees alert op...! Hypomagnesiëmie In het geval van een hypomagnesiëmie dient deze ook gecorrigeerd te worden. Een hypomagnesiëmie kan leiden tot een afgenomen productie van PTH en/of PTH resistentie door het effect op de PTH-receptoren. Hyperfosfatemie Bij een hyperfosfatemie > 1.5 mmol/l dient men deze eerst te verlagen om calcium-fosfaat neerslagen te voorkomen. Toediening van fosfaat en calcium mogen nooit samen over een lijn lopen, omdat dit kan leiden tot neerslagen van calciumfosfaat, Acidose In het geval van acidose dient eerst calcium gegeven te worden, alvorens met bicarbonaatsuppletie gestart wordt. Correctie van een acidose, zonder calciumsuppletie, leidt tot versterking van de hypocalciëmie. Toediening van bicarbonaat en calcium mogen nooit samen over een lijn lopen, omdat dit kan leiden tot neerslagen van calciumcarbonaat, Na de start van de behandeling, gaan we de oorzaak analysen in stap 2.
Stap 2 - Is sprake van medicatie gebruik?
Stap 3
Diagnose
In stap 2 wordt gekeken naar het gebruik van medicatie die invloed heeft op de calciumhuishouding. In de afbeelding hierboven staan deze medicamenten weergegeven. Gebruik de patiënt medicatie die invloed heeft op het calciumgehalte?- Ja → Medicamenteuze hypocalciëmie.- Nee → Stap 3.
Medicamenteuze hypocalciëmie Bij het gebruik van enkele medicijnen kan een hypocalciëmie ontstaan. Hoe de hypocalciëmie ontstaat is afhankelijk van het onderliggende aangrijpingsmechamische. Dit wordt in onderstaande afbeelding schematisch weergegeven. Bisfosfonaten, denosumab, calcitonine en fluoride Bisfosfonaten, denosumab en calcitonine remmen de botafbrekende werking van osteoclasten. Fluoride wordt normaal gesproken gebruikt om het tandglazuur te versterken. Bij een intoxicatie met fluoride wordt de botresorptie verminderd. [afbeelding; nr. 1] Cinacalcet Cinacalcet verminderd de productie van PTH. Dit leidt tot afgenomen botresorptie en een toegenomen excretie van calium via de nieren. Indirect wordt ook de opname van calcium in de darm verminderd. [afbeelding; nr. 2] Calciumchelatoren (= EDTA, citraat en fosfaten) en foscarnet Het gebruik van calciumchlelatoren, zoals EDTA, citraat en fosfaat, maar ook gebruik van foscarnet leidt tot binding van calcium in de bloedbaan. Hierdoor ontstaan neerslagen en kan het calcium niet meer gebruikt worden voor fysiologische processen. Citraat wordt veel gebruikt binnen de hematologie en nefrologie als 'ontstoller', zoals bij de plasmaferese, leukoferese en CVVH. [afbeelding; nr. 3] Fenytoïne Fenytoïne blokkeert de werking van actief vitamine D door omzetting van actief vitamine D naar inactieve metabolieten. Hierdoor wordt de calciumretentie, botresorptie en de opname van calcium in de darm wordt verminderd. [afbeelding; nr. 4] De behandeling van een medicamenteuze hypocalciëmie betreft, indien mogelijk, het staken van het medicijn. Na het staken van het medicijn dient het calciumgehalte te stijgen. Indien dit niet het geval is, is het noodzakelijk om verder te gaan met 'stap 3'De behandeling van de hypocalciëmie vind je 'hier' terug. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld.
Stap 3 - Wat is het magnesium?
Stap 4
In stap 3 wordt het magnesium bepaald en bekenen of sprake is van een onderliggende hypomagnesiëmie.- Verlaagd magnesium → Hypomagnesiëmie.- Normaal magnesium → Stap 4.
Hypomagnesiëmie Een hypomagnesiëmie kan een hypocalciëmie veroorzaken. Magnesium is een belangrijke factor voor een goede functie van het PTH. Magnesium kan zowel de productie van PTH in bijschildklieren [afbeelding; nr. 1], als de gevoeligheid van de PTH-receptoren op de doelorganen verminderen (= PTH resistentie) [afbeelding; nr. 2]. Het bepalen van het PTH heeft dus géén meerwaarde bij een hypocalciëmie t.g.v. hypomagnesiëmie, omdat deze zowel verlaagd (= afgenomen productie) of verhoogd (= PTH resistentie) kan zijn. PTH komt normaal gesproken vrij bij een hypocalciëmie en stimuleert de botresorptie en de renale heropname van calcium uit de urine. Hiernaast stimuleert het indirect de intestinale opname van calcium door stimulatie van de productie van actief vitamine D. Een afgenomen productie of werking van PTH door hypomagnesiëmie leidt om verminderde werking van zojuist genoemde processen tot hypocalciëmie. Het stappenplan voor hypomagnesiëmie én de behandeling vind je 'hier' terug. De behandeling van de hypocalciëmie vind je 'hier' terug. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld.
Stap 4 - Bepaal het PTH en fosfaat
Stap 6
Stap 5
In stap 4 wordt het parathormoon (= PTH) en het fosfaat gemeten, om verder te kunnen differentiëren in de oorzaken van hypocalciëmie. Op deze twee parameters wordt onderscheid gemaakt tussen:- PTH verlaagd → Hypoparathyreoïdie.- PTH verhoogd en fosfaat verhoogd → Stap 5.- PTH verhoogd en fosfaat normaal/verlaagd → Stap 6.
Hypoparathyreoïdie Een hypoparathyreoïdie, oftewel een verlaagde werking van de bijschildlkieren, leidt tot een afgenomen productie van PTH [afbeelding; nr. 1]. Dit hormoon komt normaal gesproken vrij bij een hypocalciëmie en stimuleert de botresorptie en de renale heropname van calcium uit de urine. Hiernaast stimuleert het indirect de intestinale opname van calcium door stimulatie van de productie van actief vitamine D. In afwezigheid van goed functionerende bijschildklieren wordt niet adequaat gereageerd op hypocalciëmie met productie van PTH. Calciumdaling in het bloed kan niet opgelost worden, waardoor een hypocalciëmie ontstaan. Hypoparathyreoïdie wordt onderscheiden in primaire en secundaire hypoparathyreoïdie. Meer informatie over hypoparathyreoïdie vind 'hier' terug. De behandeling van de hypocalciëmie vind je 'hier' terug. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld.
Stap 5 - Aanvullende diagnostiek
Diagnose I
Diagnose III
Diagnose II
In stap 5 is sprake van een verhoogd PTH én een verhoogd fosfaat. In dit geval dienen enkele stappen doorlopen te worden om de diagnose te stellen. Allereerst wordt gekeken of sprake kan zijn van nierfunctiestoornissen met een eGFR van < 25ml/min. De eGFR betreft een afgeleide van het kreatinine en kan dus bepaald worden door het bepalen van het kreatinine in het bloed. Nadat dit is uitgesloten wordt gekeken naar de aanwezigheid van celverval. Celvervalen kan door verschillende oorzaken ontstaan:- Hemolyse = betreft het uiteenvallen / kapot gaan van erytrocyten. Hierbij komt celinhoud vrij, dat gemeten kan worden in het bloed: 'de hemolyseparameters'. Dit betreft het reticulocytengetal, LDH, bilirubine en haptoglobine. - Hyperthermie = betreft een verhoogde temperatuur van 40 graden of hoger. - Tumorlysis syndroom = betreft het uiteenvallen / kapot gaan van tumorcellen door necrose of tijdens / na behandeling met cytotoxische therapie. Hierbij komt celinhoud vrij, dat gemeten kan worden in het bloed: kalium, calcium, fosfaat, urinezuur en LDH.- Rhabdomyolose = betreft het uiteenvallen / kapot gaan van spiercellen door necrose. Een belangrijke parameter betreft het creatininekinase (= CK). Indien geen van bovenstaande de oorzaak lijkt te zijn, is vermoedelijk sprake van een pseudohypoparathyreoïdie.
Secundaire hyperparathyreoïdie bij nierfunctiestoornissen In het geval van chronische nierfunctiestoornissen is sprake van een verminderde werking van de nieren. Dit uit zich o.a. in een afgenomen klaring, waardoor het kreatinine en ureum in het bloed toeneemt. Hiernaast nemen ook de hormonale functies van de nier, zoals de productie van actief vitamine D en erytropoëtine (= EPO), af. De afgenomen productie van actief vitamine D [afbeelding; nr. 1] verminderd de reabsorptie van calcium uit de urine, leidt tot een afgenomen botresorptie én minder calciumopname uit de voeding. Dit wordt versterkt door de afgenomen renale excretie van fosfaat, dat calcium bindt in de bloedbaan [afbeelding; nr. 2] en leidt tot hypocalciëmie. Dit effect wordt vooral zichtbaar bij een klaring < 25 ml/min. Een laatste factor die een rol speelt betreft het ureum. Het ureumgehalte (= afvalproduct van eiwitmetabolisme) stijgt, naar mate de nierfunctie daalt. Uremie verminderd de productie van actief vitamine D [afbeelding; nr. 3] en versterkt daarmee het effect van de afgenomen productie van actief vitamine D door de nierfunctiestoornissen. De behandeling van secundaire hyperparathyreoïdie bij nierfunctiestoornissen bestaat uit het nuttigen van voldoende calcium in het dieet, eventueel aangevuld met suppletie van colecalciferol 1dd 800IE bij een tekort. Bij gevorderde nierfunctiestoornissen kan 'inactief' vitamine D niet omgezet worden naar 'actief' vitamine D. Om deze omzetting te omzeilen kan gestart worden met alfacalcidol 1dd 0.25-0.50 µgr (= actief vitamine D). Men streeft naar een PTH van ongeveer 10-30 pmol/l. Normaal gesproken neemt de fosfaatexcretie in de nier bij aanwezigheid van actief vitamine D toe. In het geval van chronische nierfunctiestoornissen, met name bij een klaring < 25 ml/min, neemt dit af. Gezien bij de suppletie van vitamine D de botresorptie van fosfaat toeneemt, leidt dit gezamelijk tot hyperfosfatemie. Men dient het fosfaat dan ook te monitoren bij het gebruik van vitamine D en chronische nierfunctiestoronissen.Bij hyperfosfatemie dient men dit te behandelen met een fosfaatarm dieet, eventueel aangevuld met fosfaatbinders / verlaging van de vitamine D suppletie. Meer informatie over chronische nierinsufficiëntie vind 'hier' terug. De behandeling van de hypocalciëmie vind je 'hier' terug. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld.
Celverval In het geval van celcerval in welke vorm dan ook komt fosfaat vrij uit de cellen. Het vrijgekomen fosfaat functioneert als chelator voor calcium en gaat een binding aan in de bloedbaan [afbeelding; nr. 1]. Na binding van calcium kan dit niet meer gebruikt worden in fysiologische processen én ontstaat een hypocalciëmie. Vormen van celverval die met enige regelmaat binnen de klinische praktijk voorkomen zijn:- Hemolyse = betreft het lyseren van erytrocyten. Hierbij komt celinhoud vrij, dat gemeten kan worden in het bloed: 'de hemolyseparameters'. Dit betreft het reticulocytengetal, LDH, bilirubine en haptoglobine. - Hyperthermie = betreft een verhoogde temperatuur van 40 graden of hoger. De hoge temperatuur is toxisch voor cellen, waardoor deze lyseren. - Tumorlyssis syndroom = betreft het lyseren van tumorcellen door necrose van de tumor en/of het lyseren van tumorcellen ten gevolge van de cytotoxische therapie. Hierbij komt celinhoud vrij, dat gemeten kan worden in het bloed: kalium, calcium, fosfaat, urinezuur en LDH.- Rhabdomyoloyse = betreft het lyseren gaan van spiercellen door necrose. Een belangrijke parameter betreft het creatininekinase (= CK). Meer informatie over de verschillende vormen van celverval vind je terug onder het desbetreffende onderdeel. De behandeling van de hypocalciëmie vind je 'hier' terug. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld.
Pseudohypoparathyreoïdie Pseudohypoparathyreoïdie betreft een genetische aandoening die leidt tot PTH resistentie [afbeelding; nr. 1]. De kliniek wordt gekenmerkt door aanwezigheid van hypocalciëmie, een verhoogd PTH, hyperfosfatemie met hyperplasie van de bijschildklieren en vaak afwijkingen aan het skelet en ontwikkelingsproblemen. In aanwezigheid van PTH-resistentie wordt de nier niet geactiveerd om actief vitamine D te produceren. Dit verminderd de reabsorptie van calcium uit de urine, leidt tot een afgenomen botresorptie én minder calciumopname uit de voeding. Dit wordt versterkt door de afgenomen renale excretie van fosfaat, dat calcium bindt in de bloedbaan en leidt tot hypocalciëmie en hyperfosfatemie. De bijschildklieren proberen in de productie van actief vitamine zo veel mogelijk te stimuleren. Dit leidt tot een verhoogd PTH en uiteindelijk tot hyperplasie. De behandeling van pseudohypoparathyreoïdie bestaat uit het nuttigen van voldoende calcium in het dieet, aangevuld met calciumsuppletie en alfacalcidol 1dd 0.25-3 µgr (= actief vitamine D). Meer informatie over pseudohypoparathyreoïdie vind 'hier' terug. De behandeling van de hypocalciëmie vind je 'hier' terug. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld.
Stap 6 - Aanvullende diagnostiek
Diagnose IV
In stap 6 is sprake van een verhoogd PTH én een verlaagd fosfaat. In dit geval dienen enkele stappen doorlopen te worden om de diagnose te stellen. Allereerst wordt gekeken of sprake kan zijn van een vitamine D deficiëntie (= 25-OH-vitamine D). Nadat dit is uitgesloten wordt gekeken naar de aanwezigheid van een acute respiratoire alkalose (= verhoogde pH met een laag pCO2) of een beeld van pancreatitis (= buik/rugpijn met verhoogd lipase). Indien geen oorzaak wordt gevonden is waarschijnlijk sprake van hypocalciëmie bij (acuut) ziek zijn en/of sepsis.
Vitamine D deficiëntie Vitamine D is via een aantal processen betrokken bij de calciumhuishouding, waaronder:- Reabsorptie van calcium uit de urine én excretie van fosfaat in de urine.- Toename van botresorptie.- Toename intestinale opname van calcium.In het geval van vitamine D deficiëntie [afbeelding; nr. 1] verlopen bovenstaande processen minder goed / niet. Gezien vitamine D het enige hormoon is dat betrokken is bij de intestinale opname van calcium, leidt vitamine D deficiëntie uiteindelijk tot hypocalciëmie. Hypocalciëmie is een sterke stimulator voor de bijschildklieren om PTH te produceren. De verhoogde aanwezigheid van PTH leidt tot botresorptie van calcium en fosfaat, toegenomen renale reabsorptie van calcium en toegenomen renale excretie van fosfaat. De aanwezigheid van het verhoogde PTH zorgt hierdoor voor een hypofosfatemie en kan bij een langdurig bestaan aanleiding geven tot botafwijkingen. De behandeling van vitamine D deficiëntie bestaat uit het nuttigen van voldoende calcium in het dieet, eventueel aangevuld met suppletie calcium en colecalciferol 1dd 800IE. Men kan kiezen voor hogere doseringen 1x per week of 1x per maand. Meer informatie over vitamine D deficiëntie vind 'hier' terug. De behandeling van de hypocalciëmie vind je 'hier' terug. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld.
Respiratoire alkalose In het geval van acute respiratoire alkalose treedt een shift op van o.a. calcium en fosfaat, waardoor deze ionen zich naar intracellulair verplaatsen [afbeelding; nr. 1]. Dit leidt tot hypocalciëmie en hypofosfatemie, waardoor het PTH stijgt. De behandeling van hypocalciëmie bij respiratoire alkalose bestaat voornamelijk uit het oplossen van de oorzaak van de respiratoire alkalose en calciumsuppletie. Meer informatie over vitamine D deficiëntie vind 'hier' terug. De behandeling van de hypocalciëmie vind je 'hier' terug. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld.
Pancreatitis en/of acute ziekte In het geval van pancreatitis en/of acute ziekte kan verlies optreden van calcium (en fosfaat). Dit verlies kan onvoldoende gecompenseerd worden door stijging van het PTH, waardoor een hypocalciëmie en hypofosfatemie kunnen ontstaan. De behandeling bestaat voornamelijk uit het oplossen van de onderliggende oorzaak en suppletie van de elektrolyten. De behandeling van de hypocalciëmie vind je 'hier' terug. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld.
Bronvermelding
1. Richtlijn elektrolytstoornissen van de NIV.2. Leerboek Harrison's principles of internal medicine.3. Leerboek Oxford textbook of medicine.