Welkom op de pagina van het diagnostisch stappenplan van hypofosfatemie!
Welkom op de pagina van hypofosfatemie. Op deze pagina starten we met het diagnostische stappenplan om jouw patiënt met een hypofosfatemie te analyseren en te behandelen. Ben je op zoek naar specifieke inhoud van de pagina, kijk dan direct hieronder. Snel door het algoritme? Bepaal dan de volgende zaken:- Bloedonderzoek = fosfaat, kreatinine, glucose, bloedgas, 25-OH-vitamine D, PTH, chloor en (FGF-23).- Urine onderzoek = fosfaat, kreatinine en ketonen.- Aanvullend onderzoek = ECG en urineproductie per 24uur.
1.0 - Behandeling ernstige hypofosfatemie 2.0 - Redistributie van fosfaat 2.1 - Medicamenteus 2.2 - Hungry bone syndrome 2.3 - Fosfaatshift 3.0 - Behandeling van milde tot matige hypofosfatemie 4.0 - Vitamine D deficiëntie 5.0 - Gastro-intestinaal fosfaatverlies 5.1 - Medicamenteus 5.2 - Deficiënt dieet 5.3 - Diarree en steatorroe 6.0 - Renaal verlies van fosfaat 6.1 - Medicamenteus 6.2 - Volume expansie, niertransplantatie en polyurie 6.3 - Hyperparathyreoïdie 6.4 - Syndroom van Fanconi 6.5 - Tumor-geïnduceerde osteomalacie 6.6 - Fosfaat wasting syndromen 7.0 - Bronvermelding
Stap 1 - ECG-afwijkingen óf symptomatische hypofosfatemie < 0.32 mmol/l?
Stap 2
In de eerste stap van de analyse van een patiënt met hypokaliëmie is het belangrijk om jezelf twee vragen te stellen, namelijk: 1. Zijn ECG-afwijkingen aanwezig? Hypokaliëmie kan gepaard gaan met ECG-afwijkingen. Naar mate de hypokaliëmie ernstiger is ontstaat een U-golf (kalium < 2.8 mmol/l), vervlakking van de T-top (kalium < 2.5 mmol/l) en ST-depressie (kalium < 2.0 mmol/l). 2. Is sprake van een symptomatische hypofosfatemie < 0.32 mmol/l? Een hypofosfatemie kan in verschillende orgaansystemen problemen veroorzaken, gezien het de bouwstof betreft van energie, namelijk ATP in weefselcellen en 2,3 difosfoglyceraat in erytrocyten en betrokken is bij de botopbouw. Centraal zenuwstelsel en spieren Prikkelbaarheid, paresthesieën, hallucinaties, tremoren, anisocorie, nystagmus, hyperreflexie, paralyse, insulten, delier, coma en afgenomen spierfunctie met spierzwakte, dysfagie, dysartrie, ileus en rhabdomyolyse. Cardiopulmonaal Afgenomen contractiliteit van het hart, ventrikelfibrilleren en diafragma disfunctie met respiratoir falen tot gevolg. Hematologisch Hemolyse met sferocytose, leukocyten disfunctie en trombopathie met spontane gastro-intestinale bloedingen. Botmetabolisme Hypofosfatemie verhoogd de renale uitscheiding van natrium, magnesium en calcium en verhoogd de botresorptie, wat kan leiden tot botpijn, fracturen, osteomalacie en rachitis. Behandeling Indien sprake is van ECG-afwijkingen en/of een symptomatische hypofosfatemie van < 0.32 mmol/l, dient men direct met de behandeling te starten. Deze bestaat uit het intraveneus toedienen van 0.25-0.50 mmol/kg natriumglycerofosfaat (maximaal 80mmol) in 8-12 uur. Bij een afgenomen nierfunctie wordt de dosering gehalveerd! Na de start van de behandeling, gaan we de oorzaak analysen in stap 2.
Stap 2 - Is sprake van redistributie?
Hungry bone
Stap 3
Fosfaatshift
Medicatie
In stap 3 wordt of sprake kan zijn van redistributie. Hier doorlopen we enkele vragen om een huidig probleem als oorzaak van de hypofosfatemie aan te wijzen.Allereest wordt gekeken naar het medicatie gebruik, zoals gebruik van bisfosfonaten, denosumab of cinecalcet, en de voorgeschiedenis (= recente thyreoïdectomie of parathyreoïdectomie) van de patiënt. Indien dit bij de patiënt niet van toepassing is, is het belangrijk om na te gaan of sprake kan zijn door een kaliumshift (= brandwonden, refeeding, diabetische ketoacidose of acute respiratoire alkalose) door de aanwezige aandoening. Bij het uitsluiten van bovenstaande situaties gaan we door naar stap 3.
Medicamenteus Het gebruik van bisfosfonaten en denosumab leidt via verschillende processen tot een verminderde activiteit van de osteoclasten, waardoor de botopbouw gestimuleerd wordt. Bij de botopbouw zijn mineralen, waaronder fosfaat, nodig voor het herstel. Dit kan leiden tot een (mild) verlaagd fosfaatgehalte. In het geval van het gebruik van cinecalcet wordt het PTH in het lichaam verlaagd, waardoor de opname van fosfaat direct vanuit de botten en indirect, via vitamine-D, vanuit de darm wordt verminderd. Wel leidt een gedaalt PTH tot toegenomen renale fosfaatexcretie. Desondanks leidt het gebruik soms tot een daling van het fosfaatgehalte. De behandeling bestaat uit het staken van de medicatie, indien dit mogelijk is. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Hungry bone syndroom Na het verrichten van een parathyreoïdectomie of in zeldzame gevallen bij een thyroïdectomie, kan zich bij patiënten met pre-operatieve osteopenie / osteoporose een toegenomen botdepositie van calcium, magnesium en fosfaat voordoen in de postoperatieve fase. Dit fenomeen wordt het ‘hungry bone syndrome’ genoemd en gaat gepaard met hypocalciëmie en hypofosfatemie. De behandeling bestaat uit suppletie van calcium, magnesium en fosfaat. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Fosfaatshift Fosfaat is kan net als de andere elektrolyten zich verplaatsen naar intracellulair of naar een andere ruimte. Een shift van fosfaat naar intracellulair kan ontstaan door aanwezigheid van insuline of een respiratoire alkalose. Het toedienen van insuline, eventueel indirect door gebruik van epinefrine, of het stimuleren van de endogene insuline respons leidt tot een verplaatsing van fosfaat naar de intracellulaire ruimte. Men name bij patiënten die al fosfaatdepleet zijn, zoals patiënten alcoholmisbruik, leidt dit tot hypofosfatemie.Dit kan zich voordoen bij patiënten met een diabetische ketoacidose. Hierbij wordt gestart met insuline (zonder voeding) als behandeling, waardoor fosfaat zich naar intracellulair verplaatst. In het geval van refeeding ontstaat een shift door de hevige endogene insulinerespons op het herstarten van het eten van koolhydraten. Een andere factor die meespeelt is het bestaan van een acute respiratoire alkalose. Dit leidt tot stijging van de pH, dat de intracellulaire gyclolyse stimuleert. In dit proces wordt fosfaat gebruikt op ATP te vormen. Naast een shift kan fosfaat ook verloren gaan via de huid bij patiënten met ernstige brandwonden. De behandeling van deze patiënten wordt gedaan in een specialistisch centrum. De behandeling van een fosfaatshift is over het algemeen het oplossen van het onderliggende probleem en het suppleren van het fosfaat. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Behandeling van milde-matige hypofosfatemie De behandeling van milde tot matige hypofosfatemie wordt verdeeld in aan- of afwezigheid van symptomen en de mate van hypofosfatemie. Asymptomatisch - 0.63 - 0.80 mmol/l = geen suppletie.- 0.32 - 0.62 mmol/l = orale suppletie met 1mmol/kg/dag verdeeld over 3 dosis (maximaal 100mmol/dag).- < 0.32 mmol/l = orale suppletie met 1.4mmol/kg/dag verdeeld over 3 dosis (maximaal 100mmol/dag). Symptomatisch - 0.63 - 0.80 mmol/l = eventueel orale suppletie met 1mmol/kg/dag verdeeld over 3 dosis (maximaal 100mmol/dag).- 0.32 - 0.62 mmol/l = orale suppletie met 1mmol/kg/dag verdeeld over 3 dosis (maximaal 100mmol/dag).
Stap 3 - Wat is het vitamine 25-OH-vitamine D?
Stap 4
Vit D deficiëntie
In stap 3 wordt het 25-OH-vitamine D bepaald. Deze kan gebruik worden om te zien of sprake is van een vitamine-D deficiëntie als oorzaak van de hypofosfatemie:- 25-OH-vitamine D < 50 nmol/l → Vitamine D deficiëntie.- 25-OH-vitamine D ≥ 50 nmol/l → Stap 4.
Vitamine D deficiëntie Vitamine D is betrokken bij de intestinale opname van calcium en fosfaat, maar onderdrukt ook de werking van PTH. Een vitamine D-deficiëntie, en in theorie een vitamine D resistentie (= zeer zeldzaam), leidt tot minder intestinale fosfaatopname én tot stijging van het PTH.Stijging van het PTH leidt tot het vrijkomen van calcium en fosfaat uit de botten en tot een toegenomen renale extretie van calcium en fosfaat. Beide processen leiden tot verlies van fosfaat met hypofosfatemie tot gevolg. De behandeling bestaat uit het suppleren van vitamine D. Men kan starten met colecalciferol 1dd 800IE. Indien sprake is van onvoldoende omzetting van 25-OH-vitamine D naar 1,25-OH-vitamine D (= nierfunctiestoornissen) kan men overwegen om 1dd 0.25µgr alfacalcidol te geven. Het nadeel bij nierfunctiestoornissen is het juist weer ontstaan van hyperfosfatemie bij het gebruik van alfacalcidol. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Stap 4 - Wat is de fractionele fosfaatexcretie?
Stap 6
Stap 5
In stap 4 wordt de fractionele fosfaatexcretie, met onderstaande calculator, berekend. Deze kan gebruik worden om onderscheid te maken tussen gastro-intestinaal fosfaat verlies en renaal fosfaat verlies: - Fractionele fosfaatexcretie < 5% → Stap 5.- Fractionele fosfaatexcretie ≥ 5% → Stap 6. In het geval van een patiënt met nierfunctievervangede therapie kan de urineproductie afgenomen / afwezig zijn. Ook kan nierfunctievervangende therapie een hypofosfatemie veroorzaken.
Stap 5 - Gastro-intestinaal fosfaatverlies
Dieet
Diarree/steatorroe
In stap 5 wordt gekeken naar gastro-intestinaal verlies van fosfaat. Hier doorlopen we enkele vragen om een huidig probleem als oorzaak van de hypofosfatemie aan te wijzen.Allereest wordt gekeken naar het medicatie gebruik, zoals gebruik van antacida met een component aluminium- of magnesium, fosfaatbinders of niacine. Indien dit bij de patiënt niet van toepassing is, wordt gekeken naar aanwezigheid van een (geïsoleerd) fosfaatarm dieet, dan wel de aanwezigheid van diarree of steatorroe.
Medicamenteus Verschillende medicijnen verminderen de intestinale opname van fosfaat, waaronder antacida, fosfaatbinders en het gebruik van niacine. Het gebruik van antacida die bestaat uit een aluminium- of magnesiumcomponent kunnen in de darm leiden tot het vormen van onopneembare complexen met fosfaat. Het langdurig gebruik van deze middelen kan leiden tot een verlaagd fosfaatgehalte. De behandeling betreft het staken van deze middelen en over te stappen op een PPI of H2-receptorblokker. Een andere groep medicijnen zijn de fosfaatbinders. Deze worden veel gebruik bij patiënten met nierinsufficiëntie of patiënten die dialyseren. In de meeste gevallen leidt dit niet tot hypofosfatemie, omdat ook de renale excretie van fosfaat afgenomen / afwezig is. Niacine (= vitamine B3) verminderd de intestinale opname van fosfaat door blokkade van de transporter. Het gebruik van overmatig vitamine B3 kan leiden tot hypofosfatemie. De behandeling bestaat uit het staken van de medicatie en eventueel over te stappen op een alternatief. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Deficiënt dieet Een tekort aan fosfaat in het dieet is vrijwel nooit de oorzaak van een ernstige hypofosfatemie, omdat de nieren in staat zijn om vrijwel 100% van het fosfaat te reabsorberen. Men verliest per dan 150-200mg aan fosfaat via de darm. In zeldzame gevallen kan met een geïsoleerd fosfaatarm dieet met < 100mg fosfaat per dag, een hypofosfatemie ontstaan. Een belangrijk punt om mee te nemen is dat uithongeren, ondanks onvoldoende fosfaatinname, niet zal leiden tot hypofosfatemie. Dit heeft te maken met de katabole staat van het lichaam. De afbraak van eiwitten leidt tot het vrijkomen van fosfaat.Deze patiënten hebben wel een hoog risico op het ontstaan van hypofosfatemie bij refeeding door de hevige endogene insuline respons. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Diarree en/of steatorroe In het geval van (chronische) diarree of steatorroe treedt verlies van fosfaat op, door een afgenomen intestinale opname van fosfaat. De behandeling bestaat uit het oplossen van het onderliggende probleem en suppletie. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Stap 6 - Renaal verlies van fosfaat
Fanconi
TIO
Hyperpara
Overigen
Genetisch
In stap 6 wordt gekeken naar renaal verlies van fosfaat. Hier doorlopen we enkele vragen om een huidig probleem als oorzaak van de hypofosfatemie aan te wijzen. Allereest wordt gekeken naar het medicatie gebruik. Vele middelen leiden tot een toegenomen excretie van fosfaat via de nieren. Hierbij kan gedacht worden aan acetazolaminde, lisdiuretica, thiazidediuretica, imatinib, sorafenib, nilotinib, sirolimus, everolimus, temsirolimus, pentamidine, foscarnet en recente intraveneuze ijzertoediening. Indien dit bij de patiënt niet van toepassing is, wordt gekeken naar aanwezigheid van een acute volume expansie, recentie niertransplantatie en/of sprake is van polyurie (> 150 ml/24uur). Bij afwezigheid van deze kliniek wordt gekeken naar een verhoogd PTH, de aanwezigheid van een Fanconi syndroom (= glucosurie, hypourikemie en een hyperchloremische metabole aciose) en een verhoogd FGF-23. Als bovenstaande geen oorzaak oplevert kan nog gedacht worden aan zeldzame (genetische) renale fosfaat waisting syndromen.
Medicamenteus Er zijn verschillende medicamenten die de renale extretie van fosfaat beïnvloeden. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van:- Acetazolaminde, lisdiuretica en thiazidediuretica.- Imatinib, sorafenib en nilotinib.- Sirolimus, everolimus en temsirolimus.- Pentamidine, foscarnet en recente intraveneuze ijzertoediening. Intraveneuze ijzerpreparaten bevatten vaak koolhydraten, dat leidt tot een toegenomen endogene insuline respons en een stimulerend effect hebben op de productie van FGF-23 (= stimulatie renale fosfaatexcretie). De behandeling bestaat, indien mogelijk, uit het staken van deze middelen. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Overige oorzaken van renaal fosfaatverlies Naast medicatiegebruik zijn nog enkele klinische situaties die kunnen leiden tot een (milde) hypofosfatemie. - Acute volume expansie = geeft afname van de proximale natriumreabsorptie én dus ook fosfaatreabsorptie.- Recente niertransplantatie = toegenomen fosfaatexcretie van het nog verhoogd aanwezige FGF-23 en PTH van pre-transplantatie. - Polyurie = toegenomen diurese leidt tot sneller verlies van fosfaat. Dit kan o.a. bestaat bij diabetes mellitus, gebruik van SGLT2-remmers, dan wel bij status na ATN of postobstrutieve nefropathie. De behandeling is gericht op het onderliggende probleem. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Hyperparathyreoïdie Bij een verhoogd PTH wordt gedacht aan een hyperparathyreoïdie. Een verhoogd PTH leidt tot toegenomen excretie van fosfaat via de nieren. Verdere informatie over de diagnostiek en behandeling van hyperparathyreoïdie vindt je 'hier', We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Syndroom van Fanconi Het syndroom van Fanconi is een zeldzame aandoening die leidt tot een defect aan de proximale tubulus van de nier. Het defect leidt tot verlies van fosfaat, aminozuren en bicarbonaat. Dit geeft een beeld van glucosurie, hypourikemie, aminoacidurie en een hyperchloremische metabole acidose. In het geval van een patiënt met een plasmacelaandoening, een intoxicatie met zware metalen (= lood, cadmium of arsenicum) of gebruik van bepaalde medicatie (= adefovir, cidovir, tenofovir en ifosfamide) kan hieraan gedacht worden. Het verdere diagnostische traject en behandeling vind je 'hier' terug. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Tumor-geïnduceerde osteomalacie In het geval van een verhoogd FGF-23 kan sprake zijn van een tumor die FGF-23 produceert of van een genetische aandoening die leidt tot overmatige productie van FGF-23, dat de renale fosfaatexcretie stimiuleert en leidt tot een hypofosfatemie. Indien een tumor de productie van FGF-23 stimuleert gaat dit gepaard met botpijn en soms osteomalacie. In het geval van een genetisch syndroom is meestal sprake van familiaire rachitis en ernstige botafwijkingen. De tumoren zijn erg zeldzaam en kunnen gedecteteerd worden met behulp van specifiek nucleaire onderzoeken. Naast FGF-23. Genetisch onderzoek verloopt via gespecialiseerde centa. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Genetische fosfaat waisting syndromen Indien bovenstaande oorzaken geen verklaring lijken te zijn kan in het geval van ernstige botklachten en/of rachitis gedacht worden aan zeer zeldzame genetische aandoeningen die onafhankelijk van FGF-23 leiden tot fosfaatverlies. Deze aandoeningen worden met genetisch onderzoek aangetoond in gespecialiseerde centra. We zijn aan het einde gekomen van het diagnostische stappenplan en hebben de diagnose bij jouw patiënt gesteld. Voor de behandeling van de hypofosfatemie, klik hier.
Bronvermelding
1. Richtlijn elektrolytstoornissen van de NIV.2. Leerboek Harrison's principles of internal medicine.3. Leerboek Oxford textbook of medicine.